Avril Lavigne hoorde een in zwarte eyeliner en roze mascara geschilderd fééstje te bouwen. Een rebelse knipoog naar een jeugd vol MSN-meldingen en veel te grote DC-skateschoenen, een zoet excuus om een uur lang kushandjes te werpen naar 2002. Helaas: Avril Lavigne stond te slaapwandelen.
Wanneer ze met haar armen zwaaide, leken die duizend kilo te wegen. Wanneer het publiek meezong, zag je op haar gezicht geen aanmatigende glimlach, wel een diepe frons. Wanneer ze haar vuist in de lucht stak, deed ze dat met de kracht en de overtuiging van het figuurtje Verdriet uit Inside Out.
‘Losing Grip’ gaf ze wél de nodige punchmee. En ‘Sk8er Boi’ was de perfecte afsluiter. Maar waar was de jeugdige branie die als een stroomstoot door al haar oude muziek loopt? (VVP)
Tom Odell werd op de Rock Werchter-website omschreven als “een bevlogen kruising tussen Jeff Buckley en Chris Martin”. Maar zijn set op de Main Stage was te eentonig en te zielloos om die dure beloftes waar te maken.
Odell bleek ook niet geweldig bij stem. En hij had (veel) te weinig echt goede songs meegenomen. De Brit – nog altijd maar 33 – teert eigenlijk al dik 10 jaar op welgeteld één monsterhit: ‘Another Love’ was de enige song waarvoor het publiek in dichte drommen was komen opdagen, en die de aandacht écht kon vatten.
Iets eerder coverde hij nog ‘Your Song’ van Elton John, de man bij wie Odell veel van zijn mosterd is gaan halen. Maar in vergelijking met Elton lijkt Odell vooral een rolletje te spelen, en klinken ‘Can’t Pretend’ en ‘I Know’ ondoorleefd en onoprecht. (FVD)
De vijf jongens van Nothing But Thieves karren op cruisecontrol in het midden van een kaarsrechte weg door een muzikale woestenij, met de immer sympathieke zanger Conor Mason als chauffeur, terwijl wij van onze rockbands verwachten dat er op z’n minst een kans bestáát dat ze uit de bocht vliegen. Een nummer als ‘Trip Switch’ groovet lekker weg, maar meer ook niet. En bij ‘Welcome to the DCC’ bedachten we ons: bij Nothing But Thieves zijn zelfs de moshpits aan de brave kant.
Tijdens de instrumentale medley ‘Ce n’est rien / Gods / Number 13’ werd er wel wat uitgestoken met de stonerrock waarop Queens of the Stone Age een patent heeft en met de basriff die ‘Hysteria’ van Muse inleidt, maar de kopieën waren zo flets dat we Josh Homme of Matt Bellamy niet meteen klacht zien indienen. (EWC)
Ze proberen het al even, de jongens van Greta Van Fleet: gróót worden. De grootste zaal, het uitzinnigste publiek, de bovenste rij van de affiche. Helaas zijn er voor wat ze effectief deden op Rock Werchter ander superlatieven: potsierlijkst, overdadigst, saaist.
Het punt is dit en niks anders: Greta Van Fleet heeft te weinig goeie songs voor een set en vult de lege ruimte, al dan niet bewust, met overdaad, wansmaak en gitaarsolo’s. Eén keer kan nog verlossen, twintig keer doet gewoon pijn aan de ogen.
Greta Van Fleet is een overambitieus kind met een blokkendoos. Krijgen ze eindelijk een strofe en een refrein bovenop elkaar gestapeld, zoals in ‘The Archer’, laten ze alles weer in elkaar stuiken door nog een klein kwartier even virtu- als zielloos door te priegelen. (JVL)
続きを読みます https://news.google.com/rss/articles/CBMigQFodHRwczovL3d3dy5kZW1vcmdlbi5iZS9mZXN0aXZhbHMvdmFuLXNsYWFwd2FuZGVsYWFycy10b3QtemllbGxvemUtZ2l0YWFyc29sby1zLWRpdC13YXMtaGV0LXNsZWNodHN0ZS12YW4tcm9jay13ZXJjaHRlcn5iMTM5ZTdjOC_SAQA?oc=5
0 件のコメント:
コメントを投稿