InterviewRuth Beeckmans
Het ene moment heb je alles, het volgende sterft je partner en sterf je ook zelf een beetje. In april verloor Ruth Beeckmans (40) haar grote liefde - vader van haar kinderen - Gary (55). Acht lange maanden verdween Ruth van de radar en probeerde ze te overleven. Nu praat ze. ‘Zijn tenniszak staat nog altijd op de plek waar hij hem die donderdagavond wegzette. Maar stilaan besef ik: dat is niet hoe ik hem bij mij hou.’
De eerste keren zijn het moeilijkst, zegt men weleens. Het jaar is pas gewisseld, Ruth Beeckmans heeft er veel ‘eerste keren’ opzitten. De eerste kerst zonder Gary. De eerste jaarwisseling zonder Gary. De eerste nieuwjaarsbrieven zonder Gary. “Andere jaren gingen we met kerstavond altijd naar zijn ouders, maar dat zagen ze niet zitten. Ik heb m’n partner verloren, zij hun kínd. Dat is, denk ik, nog een trap hoger.”
Niks is sinds april nog hetzelfde, maar gelukkig verandert ook niet álles: Ruth gaat weer televisie maken en dat doet ze, als vanouds, op VTM. De steen waar ze acht maanden geleden onder kroop: heel voorzichtig komt ze daar straks, op het scherm, weer onderuit voor het programma Verliefd, Verloofd, Getrouwd in 24 Uur. Maar niet zonder eerst te praten over dat afschuwelijke verlies. Omdat ze vindt: “Je moet als publiek figuur niet alleen de mooie momenten willen delen. Ik heb iets meegemaakt, ik moet dat niet willen wegsteken, het hoort voortaan bij mij. En misschien heeft iemand er wel iets aan. Misschien hoef ik niet alleen maar in te zakken. Misschien kan ik, in heel dit drama, ook iets betékenen voor mensen.”
Ze oogt fragiel, niet de Ruth zoals we die kennen. Fors vermagerd, ook. “Stress”, zegt ze. “Je slaapt niet, je eet niet, je hebt geen goesting in het leven. Gary en ik, wij genoten zo graag. Iets gaan eten, iets gaan drinken. Dat is weg.”
Ze vertelt dat ze gekomen is met zenuwen. Zenuwen voor een gesprek waarvan ze bang is dat het haar op een plek brengt die ze al maanden probeert te vermijden. “Dat begingevoel”, zoals ze die plek omschrijft. Maar wanneer ze begint te praten, is er zoveel om te zeggen dat de woorden elkaar verdringen. Dan wil ze gezegd hebben hoe klote en onrechtvaardig het is. Maar vooral: hoe graag ze Gary zag. Ziét. Ware liefde, zegt ze. Vijftien jaar, elke dag weer.
“De liefde, je zou ze eigenlijk elke dag moeten vieren”, zegt Ruth. “Ik weet wel: dat gáát niet. Je kan niet elke dag bang zijn dat er iets gebeurt met de mensen die je graag ziet. Maar toch, je moet dat doen. Ik heb, nadat Gary dood was, heel vaak gedacht: wat ik nu meemaak, iederéén zou dat eens moeten meemaken. Heel even maar. Héél even dat gevoel van: ‘Ik ben hem kwijt, hij leeft niet meer, het is onherstelbaar kapot.’ Om daarna dan toch weer verder te mogen doen, nu mét het besef van wat je hebt. Mensen zeuren en natuurlijk is dat legitiem. Maar als je verlies meemaakt, worden veel dingen gewoon zo relatief.”
“Was Gary niet doodgegaan, ik zou die dag de kinderen naar school hebben gedaan. We moesten alletwee niet werken, we zouden zijn gaan lunchen. Misschien ook wel gaan wandelen.”
Maar Gary ging wél dood. Het gebeurde in de vroege ochtend van 29 april. Een vrijdag. Niks had het aangekondigd, Gary leek gezond. De avond ervoor: alles nog oké, alles gezellig. Maar tóén. “Ik ben die avond in slaap gevallen op de zetel, maar ben ‘s nachts wakker geworden van de babyfoon. Cobey-Mae huilde, ik hoor Gary nog zeggen ‘You wanna lay with daddy?’ Dus ik redeneer: hij pakt haar bij in bed, dan blijf ik liggen in de zetel en kunnen we allemaal nog een paar uur slapen. Een uurtje of twee later: weer de babyfoon, Gary dit keer. Hij maakt een raar geluid, ik denk: een nachtmerrie. Maar dan volgt er gestommel, ik ga kijken en hij zit boven aan de trap. Ineengezakt. Ik denk nog altijd dat hij in een soort slaapwandel of droom zit en ik zeg ‘liefje, wat doe jij hier?’ Maar dan valt hij achterover. En gaan wél alle alarmbellen af.”
“Gary was brandweerman, hij had mij altijd gezegd: als er ooit iets gebeurt met iemand, éérst 112 bellen, dan pas reanimeren. Ik heb gebeld - bizar dat je dan een keuzemenu krijgt, want je bent eigenlijk niet in staat om te luisteren - en vervolgens ben ik beginnen pompen. ‘Is er iemand om de deur open te doen?’, vroeg de mevrouw aan de telefoon. Ik heb Charlie-Sue moeten wakker roepen. ‘Kan je de deur open doen schatje? Het gaat even niet zo goed met papa.’”
“Aan doodgaan denk je dan nog niet. Je brein beschermt je daartegen. Je denkt vooral praktisch. Dat de gang beneden leeg moet, bijvoorbeeld. De fietsen eruit. Voor de brancard, want intussen is de ambulance er. Ze shocken hem, het hart klopt weer, maar een half uur later komen ze gewoon tegen je zeggen: je man is overleden. En dat is het. Op - wat zal het zijn? - drie kwartier tijd is je leven weg. Echt wég. Maar dat besef je nog niet want al meteen begint de rompslomp. ‘Mogen we even zijn paspoort?’ En dan vertrekken ze. Gelukkig heeft de brandweer Gary nog in ons bed gelegd. Zo kon ik tenminste nog afscheid nemen. En Charlie-Sue ook.”
“Als je vijftien jaar samen bent, ga je wel eens met woorden slapen. Ik ben blij dat dat niet gebeurd is en dat we het de avond ervoor nog zo goed hadden. We hebben elkaar nog vastgehad, ik weet nog dat ik zei: ‘ik ben zo gelukkig als we zo gelukkig zijn’. Dat zijn, in mijn beleving, de allerlaatste woorden die ik tegen Gary heb gezegd.”
“Het is waanzin wat er in het begin op je afkomt. Ze verlangen zoveel van je, terwijl je eigenlijk niks kan. Je hebt niks te geven maar je hebt natuurlijk je kinderen en die zijn je redding. Want ook al voel je dat je eigenlijk ten onder gaat, je kán dat niet. Je hebt geen moed meer, geen zin meer en je schrikt van de gedachten die je hebt. Zonder dat ik mezelf iets zou aandoen: ik wou niet meer ‘zijn’. En ik wou dat ook uitspreken. ‘Als dit is wat ik moet voelen, dan wil ik dit leven niet leven want dat is onleefbaar’.”
“Je wordt wakker in de onherstelbaarheid en je gaat slapen in de onherstelbaarheid. En je probeert wel moedig en flink te zijn, maar altijd is er het besef: het komt nooit meer goed. Het cliché dat je een stuk van jezelf kwijt bent: dat klopt ook écht. Je bent kwijt. Verloren. Je bent niet meer wie je was en dat is een heel griezelig gevoel. Ik ben echt méé gestorven die dag. Alles is weg. Mijn toekomst is weg. Of toch: anders. Zelfs het verleden is anders. Ik kan niet meer naar oude foto’s kijken zonder de reflex: ‘toen hadden we nog drie jaar.’ ‘Toen nog veertien dagen.’ ‘Toen nog één.’”
“Twee weken nadat het gebeurd was, had Charlie-Sue schoolfeest, ze moest optreden en wou graag meedoen. Het was te vroeg, maar je gunt je kind die ouder in het publiek dus wat ga je doen? Op de zetel liggen? ‘Schatje, mama kan niet?’ Nee, je gáát. Ik ben, erna, thuis helemaal ingestort. Omdat je je hebt opgepept voor iets waar je eigenlijk helemaal niet klaar voor was.”
“Dat je bekend bent, maakt het nog erger. Je staat daar in een massa volk en iedereen weet wat jou overkomen is. Je vóélt de blikken. Ook als je een maand later met de kinderen eens naar de speeltuin wil, weet je: dat gaat niet, want nergens waar je komt, ben je nog anoniem. En dus kruip je in je schulp. Kom je niet meer buiten. Net zolang tot mijn dochter kwaad werd. ‘Mama, je gaat zelfs niet meer naar de winkel! Je doet níks meer!’ Voor de eerste keer ben ik die dag, terwijl ze op school zat, weer naar de Delhaize gegaan. Dat is wat ik bedoel met: je kinderen zijn je redding. Maar het is zoeken, en dat is beangstigend, naar wie je nog kan zijn voor hen. Mijn kinderen hadden mij altijd gekend als iemand die graag zorgde. Als een mama die veel vreugde en plezier kende. Maar je moet jezelf herdefiniëren en alles wat je ervoor zo vlot kon geven: dat gáát ineens niet meer.”
“Mensen in je omgeving zeggen na twee of drie weken ‘komaan he, je hebt twee kinderen.’ Maar ik dacht alleen maar: ik kan het niet, pak het alstublieft over. Dat is bij momenten gelukkig ook gebeurd, ik geloof oprecht dat kinderen daar meer aan hebben dan dat ze hun moeder heel de dag zien instorten. Ik kus mijn pollen voor het vangnet dat ik had. Vrienden, familie, mijn werk: die mensen zijn van goudwaarde geweest. En nog. Ik was ten onder gegaan zonder hen.”
“De meisjes zitten op een waanzinnige school, ik ben daar ongelooflijk dankbaar voor. Hun juffen hebben dat echt méé gedragen. Als het dan toch moest gebeuren, ben ik blij dat ze bij die juffen op die school zaten en nergens anders. En ook: dat het gebeurd is tíjdens het schooljaar. Kinderen rouwen zo anders dan volwassenen, die willen vooruit, ze hebben de structuur en de veiligheid van die school nodig. Een klasgenootje van Charlie-Sue verloor zijn papa tijdens de grote vakantie, ook daar gebeurde dat heel onverwacht. Ik heb veel aan die mama en aan die kinderen gedacht. Ik had, na Gary, wel eens de reflex om situaties op te zoeken die erger waren dan de mijne. Omdat dat hielp om me minder verloren te voelen, of zo. Ook dat was zo’n moment. Dat ik weer zag: het kan nog erger.”
“Gary heeft geen begrafenis gehad, hij wou dat niet. Dat wist ik omdat we daar wel eens over hadden gepraat. Ik heb aan mijn dochter gevraagd: ‘Wil jij graag een begrafenis voor papa?’ ‘Nee, zeker niet’, zei ze. Als dus zelfs mijn kind er geen behoefte aan had, voor wie moest ik het dan doen? Het was het laatste dat ik voor Gary kon doen, zijn wens daarin respecteren. In de plaats hebben we een klein, intiem afscheidsmoment gehouden. Ik ben bij hem gebleven tot de kist verbrand werd. Vijftien jaar hadden wij alles samen gedaan, dan moest ik ook dat doen, vond ik. ‘Het is heftig om te zien’, zeiden ze. ‘Denk er goed over na.’ Maar ik kon hem toch niet… alléén laten in dat laatste moment?”
“Dat er geen begrafenis is geweest, heeft het mij achteraf, denk ik, moeilijker gemaakt. Het is alsof ik de kans niet heb gekregen om van de daken te schreeuwen hoe graag ik Gary zie en hoe hard ik hem mis. Je zoekt daar nadien andere manieren voor, maar dat is niet hetzelfde. Je post iets op sociale media, bijvoorbeeld, maar de media pikken het op en in sommige commentaren lees je dan ‘Is ze daar weer?’ En dus stop je met posten. Maar toch ook weer niet. Ik wil toch niet sorry moeten zeggen voor mijn verdriet? Ik heb niet echt afscheid kunnen nemen, véél mensen hebben geen afscheid kunnen nemen, ik wil op een dag een feest geven om hem te vieren. Gary wou geen begrafenis, maar zo’n feest, dat zou hij nog wel goed vinden, denk ik.”
“Ik ben niet de enige die verlies meemaakt en dat helpt. Lotgenoten zeggen: ‘Het wordt beter’ en ik zeg ‘dank u’ maar ik voel het nog niet. Ik kan weer dingen die ik maanden geleden nog niet kon, maar ik voel me nog vaak hopeloos. En bang. Bang om te leven, bang om te lachen, bang om vreugde te voelen want dan voel ik me schuldig, ook naar de mensen toe die Gary graag zagen. Bij elke leuke foto die ik post wil ik het er altijd maar bij zeggen. Hoe verdrietig ik ben. Ik heb, sinds het gebeurd is, geen enkele dag níét gehuild. Mij geen enkele dag níét verloren gevoeld. En dat wil ik, bij alles wat ik doe, de hele tijd maar zeggen.”
“Gary is gestorven aan een hartfalen. Er is geen autopsie geweest, dat vind ik achteraf bekeken jammer. Niemand zegt je op dat moment dat die mogelijkheid er is en zelf denk je daar niet aan, maar in veel landen is een autopsie standaard wanneer iemand zonder ernstige medische voorgeschiedenis relatief jong sterft. Ik had wel graag die duidelijkheid gehad. Is het genetisch? Wij hebben twee dochters. Achteraf werd geschreven dat Gary 54 was, maar dat klopte niet, hij was 55. Dat heeft Charlie-Sue heel erg ambetant gemaakt. ‘Allez mama! Nu pakken ze hem nog een jaar af!’ Zo werkt dat in een kinderbreintje.”
“Op 29 april is Gary gestorven, op 6 mei was ik jarig en zouden we vier dagen naar Amsterdam gaan. Nooit reserveer ik zo’n dingen op voorhand, maar toen wel, ik was fier en ik vertelde het tegen Gary. ‘Het is te hopen dat er niks tussenkomt’, zei hij. Achteraf denk ik: huh? Een week voor hij doodging, heb ik ook meegewerkt aan een filmpje om reanimatie te bevorderen. Het was onbezoldigd, voor het goeie doel, maar ik dacht: ik ga dat doen, want stel je maar eens voor dat ik zelf ooit zoiets voor heb, ik ga mij kei schuldig voelen. Ik doe in dat filmpje alsof ik iemand reanimeer. Een wéék ervoor! Ik heb daar in de nacht van 29 april, terwijl ik zat te pompen, aan terug moeten denken. ‘Nee, dit kan niet, dit is niet echt.’ Ik weet niet wat ik van dat soort van toevalligheden moet denken. Ik weet niet of er méér is.”
“Mensen zeggen me: ‘hij kijkt mee’. Maar als hij meekijkt, wat zitten we hier dan te doen? Als we gewoon daar samen kunnen zijn? Ik probeer op dat vlak wat meer Gary te zijn en nuchterder te denken. Dood, dat is over en uit. Maar tegelijk ben ik wie ik ben en probeer ik hem bij me te houden. In de frigo staat al acht maanden een fles Ice Tea Green waar hij nog van gedronken heeft. In de kast ligt een zak chips, die hij de avond ervoor heeft gekocht en waar niemand aan mag komen. Zijn tenniszak staat nog altijd op de plek waar hij hem die donderdagavond heeft weggezet. Stilaan begin ik te beseffen: dat is niet de manier. Hij zit in onze twee kinderen en in mij. Dat is hoe we hem bij ons houden. Maar dat is moeilijk. Mijn schoonvader vroeg laatst: ‘mag ik zijn tenniszak gebruiken’? Die vraag ging lós door mijn lijf. Nee, wou ik zeggen. Want die hoort dáár, op dié plek, in ons huis! Maar natuurlijk mag hij dat. Ik ben niet de enige die Gary is verloren. Bompa heeft z’n zoon verloren. Iedereen zoekt maar gewoon z’n eigen manier. Hij doet dat goed. Tuurlijk mag hij die zak gebruiken.” Ze pauzeert. “Maar nu nog even niet.”
“Natuurlijk heb ik me afgevraagd: waarom? Wie zijt ge nu eigenlijk komen halen, godverdomme? Maar dat is het leven, denk ik. Random. Waarom wordt een paar weken geleden dat jongetje van drie overreden? Waarom dat meisje van tien? Het overkomt iedereen. Cobey-Mae was maar twee en een half toen het gebeurde. Het laatste half jaar is ze zo hard gegroeid, vooruitgegaan. Daar keek Gary naar uit. Naar dat kleintje dat meer en meer een eigen mensje wordt. Ik hoop dan maar dat Gary dat niet weet, dat hij niet beseft wat hij allemaal moet missen. Maar je weet het niet. Een goede vriend die ook recent iemand verloren heeft, zei me laatst: ‘Het zijn zij die dood zijn, die de makkelijke kant van de deal hebben gekregen. Zij moeten niet verder met het vreselijke verdriet.’ Ik weet niet of ik daar helemaal mee akkoord ben. Maar ik snap het wel.”
“Dat mijn kinderen verder moeten zonder hun papa vind ik het moeilijkst. Voor mij is er veel om op terug te blikken, maar zij hadden nog zoveel tegoed. Daar breekt mijn hart van. Ik probeer hun papa met ritueeltjes bij ons te houden. In het begin stuurde ik hem elke ochtend, elke avond en zelfs doorheen de dag berichten. Als ik dat eens vergat, haatte ik mezelf en stuurde ik ‘sorry’. Mijn oudste dochter, die dezelfde nuchterheid als haar papa heeft, zag dat eens, ze zei: ‘die gaat nooit nog iets terug sturen, zuh’. Nee, dat weet ik. Kinderen zijn zo anders. Ik zie bij Charlie-Sue verdriet, ook een kwaadheid, maar ze uit het zo anders, er is veel weerstand. Laatst had ik een oudercontact, de juf zei dat Charlie-Sue de laatste tijd best veel gehuild had en dat ze een foto van Gary in de klas wil. Ik wist dat niet. Zo voel je dus maar: je kinderen sparen je. Maar over het algemeen doen ze het eigenlijk super goed. Ook de jongste, ze vraagt veel naar hem. Dan vertel ik verhalen. Toon ik foto’s. Filmpjes. Elke avond verzin ik een liedje en sturen we een kusje naar daddy in the sky. Als ze me ziet huilen, zegt ze weleens: ‘You miss daddy he’. Dan doet ze m’n tranen weg en zegt ze: ‘I am daddy. Daddy’s here.’ Ik haat het om zoveel ballast op die kleine schoudertjes te leggen maar ik doe het niet met opzet. Ik denk dan maar: het is beter om m’n verdriet te tonen dan om te doen alsof alles prima is. Ze mogen zien hoe groot die liefde was. En dat hij gemist wordt. En dat dat zo zal blijven.”
“Ik was, voor het met Gary gebeurd is, voor VTM een programma aan het voorbereiden, Verliefd, Verloofd, Getrouwd in 24 Uur. Koppels gaan zogezegd op droomreis, maar één van de twee doet op de vakantiebestemming een huwelijksaanzoek, wij zitten mee in het complot, en vierentwintig uur later wordt er getrouwd, met alles erop en eraan. Toen Gary stierf, dacht ik: hoe moet dat nu? Een programma over, echt waar, de liéfde? De zender zei ‘alle begrip als je dat niet meer wil doen’ maar na een paar weken heb ik gevoeld: jawel, ik ga dat doen. Eerst had ik schrik. Je belandt tussen mensen die elkaar graag zien. Die aan het begin van hun leven samen staan. Die hun liefde willen bevestigen. Maar het is nu net door die liefde zelf verloren te hebben, dat ik weet hoe belangrijk ze is. Het is niet omdat ik de liefde nu moet missen dat ik ze anderen misgun of er niet van kan genieten als ik ze zie. ‘Het is goed. Dóé maar. Trouw maar met elkaar. Hou elkaar maar vast.’ Ik had het geluk - schrijf dat alstublieft op - om te mogen werken met een topcrew. Ik heb me heel warm omringd gevoeld. Als ik dan toch mijn weg opnieuw moest zoeken, denk ik dat dit het ideale programma was om dat te doen. Niet met lachen, gieren en brullen. Dat was niet aan de orde. Nog altijd niet. Maar ik ben blij dat ik de moed heb gehad om alvast dit te durven maken.”
“Cobey-Mae is nu drie, ze heeft een begrip van de dood dat een kind van drie nog niet hoort te hebben. Toen ik voor Verliefd, Verloofd, Getrouwd in 24 Uur eens een paar dagen weg was en ik haar nadien ging halen aan de schoolpoort, zei ze: ‘Ooooh, mama is here! Mama is not dead!’ Want zo werkt dus een kinderhoofd: mama is er een paar dagen niet, dus mama is dood. Want zo was het ook met daddy. Het is goed dat ze heeft kunnen ervaren dat ik wél terug kwam, maar de onbezonnenheid van vroeger is weg natuurlijk. Ik kan nooit meer, zoals vroeger, als de meisjes bang voor iets zijn, zeggen ‘oh, maar dat gaat niet gebeuren hoor schatjes’. Of toen ik moest vliegen voor het programma kon ik niet zeggen ‘oh maar dat vliegtuig gaat niet neerstorten hoor schatjes’. Ik kon hooguit zeggen ‘liefjes, vliegen is het veiligste dat er is, maar kán er iets misgaan? Ja, dat kan’. Zeggen dat iets niet gaat gebeuren om ze gerust te stellen gaat niet meer. Dat is weg.”
“Het is een moeilijke zoektocht om mezelf terug te vinden, maar ik ben blij om te voelen dat het af en toe wel lukt. Ik draai het de hele tijd maar om. Als ik nu zélf was gestorven, wat zou ik dan voor Gary hebben gewild? Dat hij niet verdrietig zou blijven. Dat hij de kinderen een leuk leven kon geven. Zou Gary mij zien, hij zou tegen mij zeggen ‘Komaan babe, get your shit together en misschien vindt ge wel stukskes terug van wie ge waart’. Dat was in het begin ook écht mijn angst: dat ik kwijt was. Maar door te gaan werken en door in die hele fijne ploeg terecht te komen, kom ik wel terug dingen tegen die ik herken van vroeger. Alles is anders. Ik zal nooit meer zijn wie ik was. Dat is weg. Mee met Gary. Maar ik kan wel proberen een light versie te worden. Ik heb nog humor, voel ik. Dat is goed, Gary hield daarvan, daar kan ik iets mee.”
“Charlie-Sue vroeg laatst: ‘Mama, ga jij ooit nog een andere man hebben?’ Die vraag alleen al, ik stortte in. Ik zei: ‘Schatje, ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik nooit iemand nog zo graag zal zien als daddy. Toch niet op diezelfde manier.’ Ze wachtte even en ze zei ‘dat begrijp ik. Maar je kan wel nog graag zien?’ Gary zou gewoon zeggen - hij zou dat écht zeggen, ik meen het: ‘Allez babe, ge gaat toch niet de rest van uw leven niet meer poepen?’ En door haar tranen heen, heel kort, maar wel écht: een schaterlach.
0 件のコメント:
コメントを投稿