In de Antwerpse Bourlaschouwburg is afscheid genomen van Fabienne Arras (66), de echtgenote van acteur Herbert Flack. De vrouw kwam twee weken geleden ongelukkig ten val op vakantie in Spanje. Op het einde van de uitvaart gaf Flack (71) een pakkende rede over de vrouw die 26 jaar op hem had gewacht en zich had weggecijferd. “Ik ween om wat voorbij is. Ik lach om wat was. Ik ben je kwijt, maar je liefde zal ik nooit verliezen.”
Een rode urne op een toren van witte bloemen stond zaterdagochtend centraal op het podium in de Bourla. In die schouwburg in hartje Antwerpen had Fabienne Arras tot aan haar pensioen in 2014 gewerkt als gastvrouw, en ze gaf er nog steeds rondleidingen. Nu werd er afscheid van haar genomen. Door de gevolgen van het coronavirus konden maar 126 gasten in de zaal.
Op het einde van de uitvaart stapte haar echtgenoot Herbert Flack op het podium. Hij kuste de urne en gaf een rede. Daarin stond hij stil bij hoe hij 33 jaar geleden smoorverliefd werd op Fabienne, toen zij als persmedewerker in het theater werkte en in die functie veel contact met hem had. “Het was kortsluiting, de vonken vlogen in het rond, de planken van de Bourla verschroeiden.”
Maar het was een verboden liefde. Ze waren allebei getrouwd. Fabienne verliet haar man, maar Flack bleef bij zijn toenmalige vrouw Mimi, die gezondheidsproblemen had. En zo bleef Fabienne 26 jaar zijn minnares. “Wat zeg je tot iemand die 26 jaar wachtte en zichzelf wegcijferde, zichzelf parkeert om een ander, in dit geval mij, gelukkig te zien?”
Toen Mimi stierf, vroeg Flack zijn vriendin ten huwelijk. De twee trouwden in 2014. Hij was zielsgelukkig met haar. Tot een ongelukkige val, op 2 juli op vakantie in Spanje, een einde maakte aan hun sprookje. “Ik ben je kwijt, maar je liefde zal ik nooit verliezen. Dat weet ik. Dat is voor mij vandaag de grootse troost.”
Dit is de volledige rede van Herbert Flack:
“Ik verloor Fabienne, maar niet haar liefde. Het was midden in een verhaal dat ze werd weggerukt. Ons verhaal. Dat nog lang niet af was. Een verhaal dat 33 jaar geleden begon. Een verhaal dat op veel hoongelach en tegenkanting kon rekenen. Le chien aboie, la caravane passe. Notre caravane. (De hond blaft, de karavaan trekt verder. Onze karavaan, nvdr.).”
“Het was ons verhaal, ja. Het was puur en oprecht. Het was een verhaal van allesomvattende liefde. Ik zag haar voor het eerst in dit theater (de Bourlaschouwburg, nvdr.). Het was kortsluiting, de vonken vlogen in het rond, de planken van de Bourla verschroeiden. Toenmalig directeur Ivonne Lex bombardeerde mij tot eersteplanacteur en gaf me De getemde feeks van Shakespeare. Ik wist toen nog niet dat ik degene was die getemd zou worden.”
“Fabienne werd public relations van de KNS toevertrouwd. Ik herinner me alsof het gisteren was hoe ze onze voorstelling op de pasgeboren Cultuurmarkt aanprees alsof het haar eigen ziel betrof. Ze deelde foto’s en handtekeningen uit. En kwam vooral de dag door met een soort puberaal geflirt. Mijn hand raakte even haar dij, zij glimlachte, en ik smolt als was in de middagzon.”
“We waren allebei getrouwd. Het waren verboden vruchten die we plukten. Schuldgevoel vocht tegen passie.”
“Ik ging voor een interview naar de toenmalige Innovation. Ivonne Lex wou dat we het theater aan het volk verkochten. Een hardnekkig kater bezorgde me barstende koppijn. Fabienne was erbij om mij te begeleiden. Ik vroeg om een aspirine. Zij gaf me een pijnstiller voor het leven.”
“Het schuldgevoel bleef, de passie werd groter, en de Bourla brandde net niet af. Fabienne was… Iedereen kende haar. Omdat ze er ook voor iedereen was. Omdat ze voor iedereen tijd maakte. Een grote madam, letterlijk en figuurlijk. Une dame de grande classe.”
“Fabienne was een vat empathie voor iedereen die haar nodig had. Haar populariteit reikte tot een eind buiten de theatermuren. Als we samen op straat liepen, was het Fabienne die herkend werd. Niet ik. Ze degradeerde me ongewild tot figurant. En wie mij een beetje kent, weet dat figurant-zijn niet direct mijn grootste kwaliteit is. Ik was uiteindelijk toch eerste plan. Maar we konden erom lachen.”
“We lachten veel, we vierden het leven en onze liefde, hoe groot de obstakels ook waren. Toen Fabienne de beslissing nam om een einde te maken aan haar huwelijk, en ik bijna gelijktijdig beloofde altijd voor mijn zieke Mimi te blijven zorgen, kon – door dit onevenwicht – alles makkelijk ontploft zijn, maar niet met Fabienne. Ik zei het al: een vat empathie.”
“Ze luisterde naar wat ik nodig had om gelukkig te zijn. Zette ze daardoor een eigen droom opzij? Ongetwijfeld. Was ze die hele tijd ongelukkig? Neen, maar wellicht meer dan ze prijsgaf. Ze herstelde een evenwicht en redde daardoor onze relatie. Dat deed ze in woelige tijden altijd, ook later nog. Ze wist dat ze mijn haven was en dat dit schip nood had aan een ankerpunt. Ze wist ook dat zij, enkel zij, die plaats kon innemen. Niet opeisen. Fabienne eiste nooit iets op. Ze gaf.”
“Toen zij na een prachtige carrière in dit huis – dit Toneelhuis – op een memorabel afscheidsfeest getrakteerd werd... ja, ging ik door mijn knieën. Mimi, die andere sterke dame in mijn leven, was er niet meer. En twee vrouwen hadden elkaar inmiddels in de armen gesloten. Meer nog: Mimi vroeg aan Fabienne om goed voor mij te zorgen. Hoe groots kan liefde zijn?”
“Ik ging dus door mijn knieën, en plein public, in de foyer van dit theater, en vroeg haar ten huwelijk. Twee maanden later mocht ik haar mevrouw Flack noemen. Mócht. Want met haar getrouwd te zijn, was een ontzettend voorrecht.”
“Mon amour
Mon doux, mon tendre, mon merveilleux amour
De l’aube claire jusqu’à la fin du jour
Je t’aime encore, tu sais, je t’aime” (uit “La chanson des vieux amants” van Jacques Brel)
“Wat zeg je tot iemand die 26 jaar wachtte en zichzelf wegcijferde, zichzelf parkeert om een ander, in dit geval mij, gelukkig te zien? Mijn lieveke. Vrouw van mijn leven. Vriendin. Zielsgenoot. Compagnon de route.”
“Merci, merci, merci. Merci om er altijd voor mij te zijn. In goede en kwade dagen. In de storm en de middagzon. Eergisteren, gisteren, vandaag en ook morgen. Want als ik je nodig heb, zal je me souffleren, zoals je dat steeds deed. Om mijn impulsiviteit in te dijken, met die onweerstaanbare charme en dito glimlach. En je zal me behoeden voor een andere slip of the tongue. De Pavlov zal het werk verderzetten dat jij bent begonnen. En ik beloof, ik beloof dat ik zal luisteren.”
“Lieveke, de voorbije dagen schoten mijn emoties alle kanten uit. Ik ween. Ik ween om wat voorbij is. Ik lach om wat was. Ik ben je kwijt, maar je liefde zal ik nooit verliezen. Dat weet ik. Dat is voor mij vandaag de grootse troost.”
“Ik vond dat schone boekje, vol met prachtige citaten, waar jij in je mooie kalligrafie wijsheid had ingeschreven en overal verzameld. Edmond Haraucourt schreef ooit: Partir, c’est mourir un peu (weggaan is een beetje sterven, nvdr.). Mag ik die woorden vandaag parafraseren? Mourir, c’est partir (sterven is weggaan, nvdr.).”
“Wat wij hebben, zal altijd blijven. Ik omhels je met alle liefde die een mens voor een ander kan voelen. En vergeef me dat ik je nu loslaat.”
“Jouw vent, jouw man, jouw minnaar, vriend, compagnon de route. En nog zoveel meer.”
続きを読みます https://news.google.com/__i/rss/rd/articles/CBMiMmh0dHBzOi8vd3d3Lm5pZXV3c2JsYWQuYmUvY250L2RtZjIwMjAwNzE4Xzk0MTQ1Nzk20gEA?oc=5
0 件のコメント:
コメントを投稿