InterviewDany Verstraeten
Op 1 februari 1989 begon VTM met Het Nieuws door Dany Verstraeten (67). Nu dinsdag zal hij een laatste keer ankerman zijn: stabiel, nuchter, zonder streken. ‘Ik heb mij altijd afgevraagd hoe het allemaal zou zijn gelopen als mijn pa was blijven leven.’
‘Mijn eerste reactie was: dit gaat nooit lukken”, zegt Dany Verstraeten. “Het was tien over zes en de rit van bij mij thuis naar Vilvoorde duurt bijna een half uur. Dus een noodnieuws presenteren om zeven uur leek onmogelijk. Ik stond ook in bezweet T-shirt, ik had pas een halfuur op de crosstrainer gestaan. Maar ik wilde het toch proberen. Ik kamde mijn haar, pakte een hemd, een das en een jasje, en vertrok. Om tien voor zeven arriveerde ik in Vilvoorde, waar men in een bezemhok een noodstudio had gebouwd. Ik was, dankzij mijn ervaring, zeer kalm. Alles ging goed. Maar ik weet niet of het mij een tweede keer zou lukken.”
Het lukte wonderwel. Toen op maandag 24 mei 2021 het DPG Media-gebouw, waar zowel VTM Nieuws als De Morgen onderdak vindt, wegens een terreurdreiging moest worden ontruimd, kon Stef Wauters niet op antenne. Verstraeten verving hem achter een wankel tafeltje, met alleen een laptop en de koelbloedigheid die hem 35 jaar heeft gekenmerkt. Hij was het eerste anker dat de VTM-kijker op 1 februari 1989 zag. Dinsdag zien we hem voor het laatst als ankerman – en in het boek Verankerd blikt hij terug op zijn leven in de media. Het gesprek, dat plaatsvindt in het Overijse restaurant van zijn vriend Pino – die speciaal voor ons op maandag de deur opent – start met een bekentenis die Verstraeten niet verrast, omdat de interviewer het eerder schreef. Ik ben een fan.
Weet u waarom?
(denkt na) “Misschien omdat ik daar zit in een glansrol als anker en mij toch toch nederig opstel? Omdat ik de boodschap altijd laat primeren op de boodschapper? Omdat ik rust uitstraal? Misschien speelt ook mijn stem mee?”
Ik apprecieer het vooral dat uw mimiek en toon zo stabiel en neutraal zijn. Bij de VRT willen sommige ankers bij droef nieuws echt tonen dat ze meeleven, en begint hun gelaat bij vrolijk nieuws haast te fonkelen.
“Je mag laten voelen dat je een mens van vlees en bloed bent, maar grote emoties tonen is voor een anker niet gepast. Ik laat de interpretatie over aan de kijkers.”
Wie heeft u dat geleerd?
“Het is misschien een beetje stout, maar ik denk dat ik bij VTM mee aan de basis van die aanpak lig. Ik heb dat altijd zo gedaan, en nu is het de stijl van het huis. Ik heb er van meet af aan altijd op gehamerd dat nieuwe collega’s geen prima donna of diva mochten worden. Wij mogen geen streken hebben, maar moeten met de voetjes op de grond blijven. Ik wil geen vedetten rond de vergadertafel, maar collega’s. Als nieuwsanker loop je in de kijker, maar wij zijn ook maar de spits van een ploeg.”
Toen u in 1993 de dood van koning Boudewijn wereldkundig maakte, zag u er wel erg triest uit. In uw boek onthult u hoe dat kwam.
“Bij de dood van Boudewijn had ik niet veel nodig om mij in te leven. Ik had de dag voordien een slechte mossel gegeten en kampte nog met heftige maag- en darmproblemen. Ik zat vol pillen, anders was ik die dag niet doorgekomen. (lacht) Maar ik heb toen wel veel post gekregen van mensen die vonden dat ik zo waardig en meelevend het nieuws had gepresenteerd.”
U hebt, als antivedette, de BV-bladen vooral gemeden.
“Nu en dan gaf ik wel een interview, maar nooit bij mij thuis, en mijn gezin bleef altijd op de achtergrond. Mijn vrouw en kinderen wilden dat ook zo.”
Maar de slipjes van vrouwelijke fans bleven u niet bespaard.
“Slipjes heb ik zeker gekregen. En bloemen. En onzedige voorstellen. Ik werd voorgesteld als de ideale schoonzoon en blijkbaar dachten sommigen dat er een vacante positie was. Dat fenomeen heeft mij altijd verbaasd. Nu goed, het is niet dat de vrouwen bij mij thuis op de drempel stonden. Het bleef altijd virtueel en op afstand.”
De eerste VTM-jaren waren wel de jaren van seks en drugs en rock-’n-roll. U nam niet deel aan de feestelijkheden?
“Drugs zijn nooit mijn ding geweest. Onenightstands ook niet. Maar ik ging met plezier naar de opnames van Tien om te zien, en ik ging graag een pint drinken met onder meer Koen Wauters. Dus korte nachten waren het wel. En daar sneuvelden relaties op. Gelukkig had ik toen nog geen gezin, en ben ik daar pas als veertiger mee begonnen. In die beginjaren zou ik er wellicht niet naar omgekeken hebben. Alles moest wijken voor VTM.”
VTM heeft VRT nieuws leren maken, schrijft u. In welke zin?
“Ik denk dat Eric Goens dat ooit letterlijk zo heeft gezegd, toen hij bij ons hoofdredacteur was. Als je kijkt naar een BRT-journaal uit de jaren 80, lijkt dat een regeringsmededeling. Alles was politiek en sociaal-economisch nieuws. Wij zetten ons daartegen af, met als motto: de gewone Vlaming heeft ook andere zorgen, er zijn ook andere straten dan de Wetstraat. Al maakten we in het begin uiteraard ook fouten.”
Al in het eerste item, met de fameuze tomaten.
“Ik presenteerde die eerste nieuwsuitzending. En het enige nieuwswaardige van de dag was de start van VTM. Wij waren zelf het hoofdpunt, ook bij de collega’s van de openbare omroep, die een zendwagen naar ons hadden gestuurd. Nu hadden we toevallig gelezen dat er die dag primeurtomaten in de aanbieding waren, en besloten we om er daarvan een paar aan te bieden aan de collega’s. Je hebt maar één keer om een eerste indruk te maken en dat pakte toen bij ons fout uit.”
En Siegfried Bracke, toen nog journalist bij de BRT, noteerde gretig.
“Ja, wij hielden elkaar constant in de gaten, dat is normaal. Bracke deed dat zeker. Dan zei hij bijvoorbeeld in een interview dat een auto die in het ravijn was gereden, bij VTM weer twintig meter dieper was gevallen dan op de BRT.
“Dat werd ‘vertrossing’ genoemd, naar de Nederlandse omroep TROS, die populaire tv maakte. VTM haalde zogezegd de sérieux onderuit met plat amusement en de vertrossing van het nieuws. Dat klopte niet, maar het beeld was gezet en daar hebben wij jarenlang tegen moeten vechten.”
Hoe vervelend was dat?
“Als ik eerlijk ben, maakt dat gespot met VTM mij nog altijd kwaad. Men zegt mij dat ik mij dat niet mag aantrekken, maar hoe men op ons en op mij neerkeek, dat deed geen deugd. Ik had tien jaar op de openbare omroep gewerkt, en toen was ik een serieuze mens. Bij VTM was ik blijkbaar ineens een idioot. Ik heb dat hokjesdenken in bepaalde pseudo-intellectuele kringen nooit begrepen. Ik herinner mij een journalist die schrok toen ik zei dat ik tijdens de vakantie veel ging lezen. Hij dacht dat ik geen boeken las.”
Hemeltje.
“Dat soort beledigingen moest ik ondergaan. Dat frustreerde mij en is lang blijven hangen. Al is dat nu afgenomen. De nieuwsuitzendingen van VTM en VRT zijn evenwaardig. Ze zijn wat naar elkaar toegegroeid, dat lijkt mij normaal.”
Weet u wat mij enorm stoort? Als een Vlaamse wielrenner een koers wint, om het beste voorbeeld te geven, dan openen zowel Het Nieuws als Het Journaal daarmee. Gedurende twintig minuten, en soms langer. Dat is te veel.
“Ik denk dat ik je daarin gelijk moet geven, ik heb datzelfde gevoel.”
Ik ben soms bang dat ze nog een interview gaan doen met de bakker van de dochter van de handelaar bij wie Remco Evenepoel zijn eerste fiets kocht.
(lacht) “Wie weet. Schrijf maar op dat ik begripvol knik. Daarover voeren we op de redactie ook geregeld discussies. Men kan tegenwoordig moeilijk maat houden, en dat is zo belangrijk. Die fouten maken wij niet alleen, ook de VRT. Ik begrijp dat bij een aanslag in Brussel alles moet wijken. Maar voor de koers? Of neem de muziekwereld. Toen Eddy Wally stierf, hebben we daar misschien een kwartier aan besteed. Ik wens het de man nog niet toe, maar als Paul Simon sterft, zullen we tevreden mogen zijn met een halve minuut.”
Dat is uit de hand gelopen.
“Dat zijn de wetmatigheden van het nieuws. Ik heb dat jong geleerd, toen ik Tourkrantjes verkocht. Als een Belg won, verkocht ik meer gazetjes. En als Eddy Merckx won, net aan de vooravond van de maanlanding bovendien, kregen de mensen er niet genoeg van. En als mensen er niet genoeg van krijgen, is het verleidelijk om ze héél veel te geven. Dan heb je sterke nieuwsmakers nodig die tijdig op de rem gaan staan. Die zelf beslist wat hij of zij brengt, in plaats van de kijkers zelf te laten beslissen door alleen naar de clicks te kijken.”
Even iets anders tussendoor: komt uw baard terug?
“Hmm, dat is een fundamentele vraag. Als ik niet moet werken, laat ik hem soms een dag of drie staan. Ik heb wel een béétje heimwee, misschien. Maar mijn vrouw heeft al gezegd dat ze nooit iets met mij begonnen was mocht ik bij onze eerste ontmoeting een baard hebben gehad. Dus hij komt niet terug, die weg is versperd.”
Van Mike Verdrengh, samen met wijlen Guido Depraetere de creatieve leider van het prille VTM, moest hij er meteen af.
“Geen discussie. Wie zou dat gedurfd hebben, discussiëren met Mike? Ik niet. Ik kreeg een gouden kans om ankerman te worden. Ik moest alleen die baard afscheren. Volgens Mike waren er dikke Amerikaanse rapporten waaruit bleek dat vrouwen geen ankerman met baard willen. Hij heeft mij die studies nooit getoond, hoor. Ik weet zelfs niet of ze ooit bestaan hebben. Mike ging af op zijn buikgevoel.”
Waarin school zijn genie?
“Als u en ik naar een proefprogramma kijken, kan het zijn dat we het niet goed vinden. Maar wij kunnen waarschijnlijk niet precies zeggen waaróm het niet goed is, en wát er aan moet veranderen. Mike kon dat direct. Hij wist hoe het moest. En hij wilde niets weten van een opgestoken vingertje. Dat heeft hij vaak herhaald. De kijker wil geen opgeheven vingertjes, figuurlijk of letterlijk.”
Aanvankelijk werden Mike en Guido verguisd. Nu worden ze, ook in sommige intellectuele kringen, erkend als geniale tv-makers.
“Zoals Will Tura ook decennialang heeft moeten wachten tot de elitaire Vlaming besefte wat hij allemaal kon. Als Mike met vakantie ging, in welk land dan ook, lag hij niet aan het zwembad, maar zat hij voor de televisie. Om te kijken wat de lokale zenders deden, hoe ze het deden. Hij was daar altijd mee bezig, hij was altijd aan het leren.”
U hebt zelf ooit een compliment gekregen in de VS, toen u in september 2002 Het Nieuws presenteerde in New York, een jaar na de aanslagen van 11 september.
“Het hoofd van onze Amerikaanse crew zei dat ik in de VS veel geld had kunnen verdienen. Hij zag hoe ik werkte en vond mij een goed ankerman. Dat was een behoorlijk compliment, want wij stonden daar tussen de CNN’s en BBC’s van deze wereld. Toen heb ik wel even gedacht: potverdorie, moet ik nu juist in zo’n klein landje geboren zijn?”
Maar toen ook: voetjes op de grond?
“Dat is nu eenmaal mijn stijl. Ik ben erg nuchter. U zou dat misschien ‘braaf’ noemen.”
Is dat een scheldwoord?
“Bij mij zal het achteraf misschien soms als verwijt worden gebruikt. Men zal zeggen: zijn grootste gebrek was dat hij te braaf bleef.”
Nu ik uw boek gelezen heb, zou ik dat niet beweren. In mijn ervaring zijn redacties relatief makke organisaties, die zich niet snel verzetten tegen de directie. U deed dat wel toen een paar jaar geleden uw beide hoofdredacteuren, Kris Hoflack en Nicholas Lataire, werden ontslagen. U wilde dat Lataire bleef, wat ook gebeurde.
“Toen was ik niet zo braaf, nee. Maar dat ging dan ook niet over mij, maar over ons product – over de redactie en Het Nieuws. En dat is voor mij heilig. Ik ben nuchter, het product gaat voor op mijn eigen positie. Daarvoor durf ik bij de directie op tafel te slaan. Als het over mijn eigen positie, of mijn eigen loon gaat, doe ik dat niet. Dat is het verschil. Maar het ontslag van Nicholas was slecht voor ons, en kon niet door de beugel.”
Het had u de kop kunnen kosten.
“Sommige collega’s hebben hun kop op het kapblok gelegd. Ik was niet de enige die tegen de directie inging. Maar toen het ontslag van Nicholas werd ingetrokken, vonden wij dat een moedige beslissing.”
Grote baas Christian Van Thillo heeft toen ingegrepen. En de redactie was verdeeld.
“Ja, er was een schisma op de redactie. Kris Hoflack was al doorgeschoven naar de functie van directeur van News City, Nicholas had de leiding van Het Nieuws. En het gebeurt dat twee mensen niet meer door dezelfde deur kunnen. Er heerste ook onrust over News City en wat dat zou brengen. En er was de geplande verhuizing van Vilvoorde naar Antwerpen. Het grootste deel van de redactie koos voor de hoofdredacteur bij wie wij ons het veiligst voelden.”
De ruggengraat van News City, waar De Morgen en Humo voor alle duidelijkheid geen deel van uitmaken, wordt gevormd door VTM Nieuws en Het Laatste Nieuws.
“Met vooral hln.be als digitale speerpunt, dat is duidelijk. En Nicholas nu als directeur.”
Wordt dat ooit één redactie?
“Dat zal misschien een droom van sommigen zijn, maar dat lijkt mij moeilijk. Elk medium heeft toch eigen vereisten. Maar je kunt wel specialisten laten samenwerken: op justitie, op sport, op de Wetstraat. Dat gebeurt uiteraard ook.”
U bent al een hele tijd de man van het politieke interview op zondag.
“Wij zijn daar in 1989 meteen mee begonnen, als antwoord op De zevende dag. Maar toen Polspoel & Desmet liep, als politiek debatprogramma, werd het op waakvlamstand gezet. Na het verdwijnen van dat wekelijkse debat kwam het zondaginterview terug. Sinds begin deze eeuw is het een vaste waarde. Het geeft ons extra geloofwaardigheid en zorgt ervoor dat we een rol spelen in politieke discussies.”
Nu wil ik wél even terugkomen op die braafheid: zijn die interviews niet te braaf?
“Die kritiek had ik verwacht. Ik doe het op mijn manier. Ik ben geen lefgozer, maar een man met ervaring die rust uitstraalt. Dat maakt van mij toch een geschikte interviewer. Ik hou niet van politiek theater en gekrakeel, ik zit niet in een debatprogramma, ik hoop uit het gesprek altijd wat nieuws te halen.”
Is dat van tevoren niet allang afgesproken?
“De thema’s worden besproken, en we zeggen altijd dat ze zich niet moeten inhouden als ze nieuws hebben. Dirk Van Den Bogaert is onze man in de Wetstraat die contacten legt en afspraken maakt. Zelf zit ik in een keurslijf, ik heb maar tien minuten en elke minuut zegt iemand in mijn oortje hoe ver ik al ben. Ik heb dus weinig tijd, en ben niet agressief. Ik genoot vroeger ook van Walter Zinzen die politici fileerde, maar bij hem deden ze hun harnas aan voor ze in de studio verschenen. Bij mij niet.”
Zijn ze niet te veel op hun gemak bij u?
“Dat is goed, want ze weten dat ik hen niet na drie woorden al zal onderbreken. Daar hou ik niet van. Als je dat doet, waarom nodig je de gast dan uit? Een gast die op zijn gemak is, wordt loslippiger. Het is wel bij mij in de studio dat Jan Jambon (N-VA) als toenmalig minister van Buitenlandse Zaken zei dat hij Molenbeek ging ‘opkuisen’. Ik ben geen kuitenbijter, ik stel kritische vragen op een vriendelijke manier.”
Bij sommigen leeft het idee dat N-VA-voorzitter en Antwerps burgemeester Bart De Wever nogal vlot toegang heeft tot uw studio op zondag. Iets te vlot.
“Dirk Van Den Bogaert houdt de cijfers bij en geen enkele partij is oververtegenwoordigd. Iedereen komt aan bod in verhouding tot het aantal verkozenen van zijn of haar partij. En het blijft een uitdaging om De Wever te interviewen, hoor. Hij apprecieert tegengas.”
Maar niet te veel, want dan krijg je geen interview meer.
“Misschien hebt u die ervaring, maar ik moet hem in die tien minuten wel de kans geven om zijn punt te maken. Ach, ik weet dat sommigen mij braaf vinden, maar misschien moet u eens aan de politici zelf vragen wat ze vinden van hun vele tv-interviewers.”
U schrijft dat wijlen Steve Stevaert, ooit voorzitter van de socialistische partij, u twintig jaar geleden een plek op de Senaatslijst aanbood. Lang over nagedacht?
“Nee. Ik presenteerde ook Telefacts, had nog een automagazine – dat was geen positie om de deur achter mij dicht te trekken. Stevaert vond dat de Senaat echt iets voor mij was, en zei dat er een goed pensioenstelsel aan verbonden was. Let wel, ik ben niet de man die persoonlijke contacten heeft met politici. Er was een tijd dat we op zondag de aankomst van de politicus filmden, en hoe ik dan een babbeltje deed. Wetstraatcollega’s van andere media vonden dat niet fijn, omdat het de indruk wekte dat journalisten en politici onder één hoedje spelen.”
Terwijl die Wetstraatcollega’s dat juist wel doen.
“Precies. Zij gaan discreet met politici eten, en samen pinten drinken.”
Misschien plassen ze soms samen in een bloembak.
(lacht) “Dat weet ik niet. Ik ben er in ieder geval niet bij. Als die collega’s gaan eten of naar het café gaan, doen ze dat om nieuws te vergaren, dat snap ik. Maar ik doe dat niet.”
Toch hebt u bij Open Vld ooit zelf aan de deur geklopt.
“Dat was in 2009, toen men Telefacts had afgepakt, en mijn automagazine was stopgezet. Daar was ik niet goed van en dus begon ik mij af te vragen of ik bij VTM mijn pensioen zou halen. Ik heb toen gepraat met Dirk Sterckx, die zou stoppen als Europees Parlementslid voor de liberalen. Hij vond het een goed idee dat ik hem zou opvolgen, want Europa heeft mij altijd geïnteresseerd. Maar Dirk bleef alsnog lijsttrekker, dus dat plan ging niet door.”
Heeft toenmalig voorzitter Bart Somers u daarna niet benaderd?
“Die vroeg mij nog of ik interesse had om op de Vlaamse lijst te staan. En daar heb ik even over lopen dubben, maar na een goed gesprek met VTM heb ik beslist om te blijven. Men verzekerde mij dat ik kon blijven tot mijn pensioen. En men heeft woord gehouden.”
Bent u een liberaal?
“Ik denk niet dat ik een politieke kleur heb. Ik ben iemand die niet van extremen houdt, dus ik hoor thuis in het centrum, waar de partijen toch dicht bij elkaar liggen.”
Heeft Jean-Marie Dedecker nog niet gebeld, voor de doorstart van LDD?
“Ik heb altijd veel respect voor hem gehad, zeker voor de manier waarop hij vaak in zijn eentje het gevecht aangaat. Hij heeft destijds, zo’n vijftien jaar geleden, een ballonnetje opgelaten in mijn richting, maar daar is het bij gebleven. Ik heb hem al jaren niet gehoord. Of hij weer een ballonnetje zal oplaten, weet ik niet. Voor alle duidelijkheid: ik solliciteer daar niet naar. Ik ben enkel, zoals velen denk ik, benieuwd wat hij van plan is.”
Hebt u al andere plannen?
“Nee, ik ben benieuwd wat er op mij afkomt. Ik heb hetzelfde gevoel als in 1989: ik zet een drastische stap en weet niet wat de toekomst brengt.”
U vertelt in uw boek ook over uw jeugd. U hebt uw vader verloren toen u nog maar vijf was. Hij kwam om bij een verkeersongeval. Met dat verhaal hebt u ooit het ijs gebroken tijdens een interview met Bill Clinton.
“Ik had zijn biografie gelezen en wist dat ook hij zijn vader op jonge leeftijd had verloren. Ik dacht: ik wil zo persoonlijk mogelijk beginnen. Dus ik zei dat ik mij altijd heb afgevraagd hoe het allemaal zou gelopen zijn als mijn pa was blijven leven. Dat gevoel had hij ook. Net zoals ik betreurde hij het dat hij zijn pa nooit had kunnen tonen wat hij had bereikt. Vragen over Monica Lewinsky, de stagiaire wie hij een affaire had gehad, waren uit den boze, maar bij mij ontdooide hij – ik heb het met hem gehad over zijn huwelijksproblemen, en hoe de president ooit op de sofa moest slapen.”
Hoe bepalend was de dood van uw vader in uw leven?
“Meer dan ik denk. Na zijn dood kregen de kinderen ook niet meteen te horen wat er gebeurd was. Mijn moeder zei dat hij op een lange reis vertrokken was. Pas maanden later ontdekten we de ware toedracht. Gaandeweg slijt dat dan, en draaide het gezin zonder hem.”
Voor uw moeder moet dat vreselijk geweest zijn: doen alsof hij op reis was.
“Zij werd natuurlijk gesteund door haar zussen en de hele familie. En ik was nog te klein om te beseffen wat er aan de hand was. Als ik terugblik, denk ik dat er een bindingsangst aan heb overgehouden. Als je van iemand houdt, kan die opeens wegvallen – dat idee. Dat heeft zeker meegespeeld bij de beslissing om pas na mijn veertigste een gezin te stichten.”
BIO
• geboren op 22 oktober 1955 in Kabalo (Belgisch-Congo) • studeerde communicatiewetenschappen • werkte tien jaar voor de VRT-radio, onder meer op de verkeersredactie • was VTM-ankerman van het eerste uur • gaat op dinsdag 5 september met pensioen • in het pas verschenen Verankerd blikt hij terug op zijn leven in de media
U bent geboren in Congo, in 1955. Wat deed uw vader?
“Hij was chef de poste, districtshoofd. En ik denk dat hij behoorlijk streng was. Hij was een grote, struise, imposante man, mensen waren bang van hem. Ik ben erg vrij opgevoed, en vraag mij af hoe dat zou zijn gegaan mocht hij zijn blijven leven. Misschien had ik dan geen communicatiewetenschappen mogen studeren, maar had hij mij een duwtje gegeven om handelsingenieur te worden. Misschien had ik dan bij een bank gewerkt, of zo.”
Bent u bang dat hij foute dingen gedaan heeft in Congo?
“Zijn functie was niet populair, hij moest de orde handhaven en mensen in de gevangenis stoppen. Maar alles uit die periode is weg. In 1960, toen de strijd om de onafhankelijkheid begon, waren wij met vakantie in België. Alles daar werd verwoest, behalve een paar foto’s hebben we niets meer dat aan Congo herinnert. Ik ben er nog wel geweest, samen met Piet Huysentruyt voor Telefacts, en de geur en geluiden van de brousse voelden erg vertrouwd. Maar ik ben nooit teruggegaan naar de plek waar ik ben opgegroeid.”
Wat als een programmamaker het u nog eens voorstelt?
“Ik ga dat nooit doen. Ik voelde tijdens die vorige reis de vijandigheid die mensen er nog altijd hebben tegen de districtshoofden. En ik heb niet de behoefte om zulke persoonlijke zaken op tv te verwerken. Vijf jaar geleden is mijn oudste broer aan longkanker overleden. Wij leken zo sterk op elkaar dat mensen dachten dat we een tweeling waren. Dat was een zware slag, maar ik hou de verwerking van mijn rouw liever intern. Alle sympathie voor mensen die daar tv-programma’s over maken, maar iedereen doet het op zijn manier.”
U bent mentaal erg stabiel ook, denk ik.
“Ik ben nogal rustig en standvastig. Geen tafelspringer, geen man van hoogten en laagten, geen man die met grote principes zwaait, ook geen man van de controverse. Ik kan niet tegen ruziemaken. Ik ga het conflict liever uit de weg.”
Geen sociale media voor u.
“Geen enkel. Niets voor mij. Ik heb ook weinig last van een te groot ego.”
Dat is uitzonderlijk in onze stiel, en zeker in de televisiewereld.
“Ik beschouw dat als een compliment. Mijn gezin is ook nuchter. Toen ik mij onlangs bij het ontbijt afvroeg wat ik over een paar maanden zou doen, zei mij zoon: ‘Ach, over een paar maanden ben je niet meer relevant.’ (lacht) Die houding vind ik gezond.”
Tot slot: u bent nog van de standaardtaal. En van het vousvoyeren.
“Ik heb de kijker altijd met ‘u’ aangesproken. Een kwestie van respect. Maar ik besef dat ik een dinosaurus ben. De trend van het tutoyeren van kijker, luisteraar en lezer is niet te keren. Het is ook allemaal van ‘efkes’ en ‘salukes’ – werken aan je taal is er blijkbaar te veel aan. Ik ben van de VRT-generatie die is opgeleid door Jan Schoukens (radiopresentator en medeoprichter van StuBru die in 2001 taaladviseur van de VTM-redactie werd, red.). Bij elke fout die je maakte, kreeg je een streepje achter je naam. Zo’n leiding krijgen jongeren niet meer. Maar ik zal geen oude zaag worden, hoor. Tijden veranderen, het zij zo.”
0 件のコメント:
コメントを投稿