We zijn alweer over halfweg in de finaleweek van deze Koningin Elisabethwedstrijd. Het plichtwerk begint vertrouwd te klinken, elk keuzeconcerto is al de revue gepasseerd. Zelfs het applausprotocol wordt stilaan een routine. We komen met andere woorden op een punt waar eerdere finalisten de kans kregen om de maatstaf te leggen, en het nu taak is om over die lat heen te gaan.
Geen sinecure voor SongHa Choi. Gisteren nog zette Elli Choi een referentievertolking van het Vioolconcerto in a van Dimitri Sjostakovitsj neer. ‘Powerplay van een beklijvende soort,’ beloond met een staande ovatie. Nu ja, als er iemand Elli het vuur aan de schenen zou kunnen leggen, dan wel haar Koreaanse naamgenote. SongHa verscheen in de halve finale al op onze radar toen ze met de Tweede Sonate van Béla Bartók bewees dat de modernistische toontaal haar als gegoten zit. Dat belooft voor Sjostakovitsj.
Showstopper
Eerst wel nog dat plichtwerk klaren. Daarin is Songha vanaf het begin begeesterend. Eerder deze week hoorden we hoe kandidaten in de openingsmaten de neiging konden hebben om weg te deemsteren, om zich te verstoppen in de orkestmassa. Hier niets van dat. Ze drijft het conflict tussen de percussieve orkestklanken en de klassieke lyriek van de vioolpartij meteen op de spits, waardoor ze het Belgian National Orchestra ook uitdaagt om meer uitgesproken te gaan kleuren.
Het concept van de zich vrij vechtende solist verkoopt Songha als geen ander, zelfs de meest virtuoze stukken kunnen haar daarbij niet van de wijs brengen. Meer nog, net voor ze aan een van de meer uitdagende passages van het werk begint, verschijnt er zowaar een monkellach op haar lippen. SongHa Choi dolt met de bontheid van dit werk, wanneer ze voor de zoveelste keer schizofreen van karakter wisselt. Voor elk facet van deze caleidoscopische partituur weet ze de correcte insteek te vinden.
Na al Escaichs notengeweld er meteen staan voor de ingetogen nocturne-opening van het Vioolconcerto, dat is dan weer niet om mee te lachen. Songha komt dan ook hypergefocust opnieuw het podium op, klaar om je van de eerste maten naar je strot te grijpen. En hoe. Dit is sublieme Sjostakovitsj. De onderhuidse spanning klinkt permanent dreigend maar nooit dominant. De tragedie laten overheersen is immers een van de grootste vallen waar je bij de muziek van Dimitri in kan trappen. SongHa ontdoet deze partituur niet ijskoud van alle leven, maar legt de schoonheid bloot die er tussen al deze pijn toch heeft kunnen bestaan. Al die emoties balanceert ze met een ongelofelijke maturiteit uit: ze toont de weelderigheid in haar piekfijne klank, benadrukt subtiel de momenten waar je als luisteraar even een harmonisch thuisgevoel krijgt; ze dartelt frivool door de luchtigere, jazzy delen met knipoog en kwinkslag.
Dan moest het meest verbluffende moment nog komen. Aan het begin van het derde deel spint SongHa de frase in de passacaglia eindeloos uit. Telkens weer zet ze je met haar climaxen op het verkeerde been. Keer op keer lijkt ze naar een rustpunt toe te werken, minutenlang stopt ze niet. Tot ze plots aan die ijzige cadenza komt. Zelden hebben we de Henry Le Boeufzaal zo muisstil geweten. Tweeduizend luisteraars had SongHa aan haar lippen. Deze cadens is in niets te vergelijken met de traditionelere, exuberante vuurwerkpassages waar een publiek tuk op is. Net daarom is het zo indrukwekkend hoe ze hier toch moeiteloos mee weet in te palmen. Messcherp snijdt SongHa minutenlang door het niets. Tot het er plots op zit, ze attaca aan de burlesque begint, en meteen staat te swingen met het orkest. Die flits, die razendsnelle switch van temperament, toont wat voor formidabele vertolkster ze is.
Toen de violiste aan het begin van haar optreden het podium opkwam, hoorden we onze buren ‘what a dress’ fluisteren. En inderdaad, ook die was een showstopper. Maar uiteindelijk was het niet de verpakking waarmee ze ons inpakte. Dit was overtuigen zuiver op de inhoud. Net als gisteren is de ovatie ook hier oververdiend.
Snelheidsduivel
Als we dan toch vestimentair aan het beoordelen zijn: Julian Rhee had met zijn kleurrijk colbert en dito bril voor opzichtigheid gekozen. Daarmee verklapte hij al een beetje hoe hij zich muzikaal zou presenteren. In het plichtwerk schoot hij met opperste expressie uit de startblokken. Zijn zeer geprononceerde bewegingen gaven zijn vertolking iets theatraal. Bij Rhee lijkt alles uitvergroot: de vibrato’s, de lyriek, de pathetiek. Alleen mist zijn radicaliteit soms wat overtuigingskracht, zeker wanneer hij niet altijd even goed boven het orkest uitkomt. In alle overdaad blijft hij al bij wel een mooie toon houden, en die opgeblazen emoties doen uitkijken naar de hoogromantiek van Tsjaikovski.
Maar daarin overspeelt Rhee glansrijk zijn hand. Hij blijft gretig en gepassioneerd van leer trekken. In dit klapstuk kan hij echter niet maskeren dat hij daarbij soms stevig uit de bocht vliegt. Door continu de extremen op te zoeken, schiet hij zichzelf in de voet. Het is niet dat Rhee geen variatie in zijn spel weet te brengen, maar alles is zo overgesatureerd dat het totaalplaatje dof wordt. Je mag in Tsjaikovski heus wat overdrijven, maar breng dat toch in evenwicht met iets meer delicatesse?
Bovendien gooit Rhee alles in de strijd om toch maar vooral zijn virtuositeit tentoon te spreiden. Hij begint tergend traag aan het allegro moderato om nadien rapper over te komen. Met open mond zit je te kijken naar zijn noten-per-seconde-ratio. Alleen lijkt Rhee er wel een doel op zichzelf van gemaakt te hebben om snelheidsrecords te breken. Zijn flair gaat daarbij duidelijk ten koste van de meeslepende melodieën, die hij te vaak slordig afwerkt. Wanneer je in je driftige bewijsdrang, zonder enige consideratie voor je medespelers, dan nog het orkest voorbij raast, ben je ook mij kwijt.
Ach, de rest van Bozar leek deze flitsmarathon wel te kunnen smaken. Voor de derde keer op rij veerde het publiek jubelend recht na het slotakkoord. Het begint zowaar een traditie te worden.
続きを読みます https://news.google.com/rss/articles/CBMiMWh0dHBzOi8vd3d3LnN0YW5kYWFyZC5iZS9jbnQvZG1mMjAyNDA1MzFfOTIyNzg4MTDSAQA?oc=5
0 件のコメント:
コメントを投稿