PostuumMark Lanegan
De Amerikaanse muzikant Mark Lanegan is overleden, thuis in Ierland. De rockveteraan is 57 jaar geworden. Met rockband Queens of the Stone Age beleefde hij jarenlang hoogtepunten.
Dat Mark Lanegan (destijds zanger van de rockband Screaming Trees) de jaren negentig overleefde, werd destijds gezien als een klein wonder. Zoals meer Amerikaanse grungeprominenten was hij zwaar heroïneverslaafd en tegen het jaar 2000 totaal uitgewoond.
In zijn gitzwarte, even gore als meeslepende autobiografie Sing Backwards and Weep (2020) beschreef Lanegan hoe erg het allemaal was, met die heroïne. Wel, heel erg dus.
De laatste tien, vijftien jaar was hij clean en leek zijn leven op orde, maar nu is hij plotseling toch overleden, 57 jaar oud, in zijn huis in Killarney, Ierland, waar hij woonde met zijn vrouw Shelley. Over de omstandigheden is momenteel nog niets bekend.
Zonder genade voor zichzelf
Zelden sabelde een grote rockmuzikant zichzelf zo genadeloos neer als Mark Lanegan in zijn autobiografie: een crimineel, agressief, onbetrouwbaar, gewetenloos en pornoverslaafd stuk vreten, dat was hij. Het schrijven vond hij een hel, maar op het boek was hij trots: de rock-’n-rollmemoires van een boomlange ex-honkballer met criminele neigingen uit het redneck-houthakkersstadje Ellensburg, Washington.
Geen goed woord had Lanegan over voor Screaming Trees (1985-2000), de band waarmee hij in de vroege jaren negentig toch een paar fenomenale albums maakte: grommende alternatieve rock met bezwerende melodieën, gedragen door Lanegans roestbruine, smachtende bariton.
Alleen het voorlaatste album Sweet Oblivion (1992) vond hij oké. Verder waren ze bagger, een snertband waarin hij met een stel zielige idioten was opgescheept.
Wél goed vond hij Nirvana. Kurt Cobain was Lanegan-fan en werd een boezemvriend, net als Layne Staley van Alice In Chains, verslaafde collega-frontmannen die veel jonger zouden sneuvelen dan hij.
Lanegan beschrijft hoe hij optrad als Cobains heroïnedealer. Hoe hij op 5 april 1994 Kurts telefoontjes negeerde en rondhing bij diens huis, maar weer vertrok. Binnen schoot Cobain zich die dag door het hoofd. Het schuldgevoel heeft Lanegan nooit verlaten.
Junkie-albums
Soloplaten maakte Mark Lanegan al tijdens zijn Screaming Trees-jaren. Hij kwam tot twaalf in totaal: akoestisch getoonzette junkie-albums in de jaren negentig, stevige, duistere rockalbums met band na 2000. Er zaten erg goede tussen: het gevoelige Field Songs (1999), het rauwe Bubblegum (2004). Het laatste, Straight Songs of Sorrow (2020), hoort tot zijn betere.
Het meest leek Mark Lanegan te houden van samenwerken met andere muzikanten. Met rockband Queens of the Stone Age van zijn vriend Josh Homme beleefde Lanegan jarenlang hoogtepunten als een soort vaste gast op plaat én podium (2000-2014).
Met Greg Dulli, bekend van The Afghan Whigs, werkte hij ook veel samen: als regelmatige gast in Dulli’s Twilight Singers, maar ook op een gezamenlijk album (2008) onder de naam The Gutter Twins, twee veteranen die elkaar uit de goot plukten, want daar was Mark Lanegan rond 2006 opnieuw in terechtgekomen.
Verrassend en prachtig was zijn samenwerking met de Schotse Isobel Campbell, die met haar engelenstem ooit in Belle And Sebastian zong. Ze hadden weinig gemeen, een groter contrast was nauwelijks denkbaar, maar het werkte, drie albums lang (2004-2011).
Ze hoefden maar te bellen
Duke Garwood. Unkle. Moby. Tinariwen. Technoproducer Dave Clarke. Neko Case. Manic Street Preachers. Ze hoefden maar te bellen. Als het Lanegan interesseerde en oordeelde dat het verzoek van goed volk kwam, deed hij mee, in de studio, op het podium of allebei. En hij was geliefd: Mark was een echte, een original, knap songschrijver en autonoom meestervocalist. Zo’n weerzinwekkend en onbetrouwbaar mens als hij zelf zou schrijven in zijn autobiografie? Nee.
Zijn krakkemikkige loopje was dat van een ex-junk, maar wat was het indrukwekkend als hij ergens ten tonele verscheen, de boomlange, boos kijkende rockveteraan die liever zong dan sprak. Hij nam plaats achter zijn microfoon, vouwde zijn ruwe handen vol amateurtattoos eromheen, kneep zijn ogen dicht en gromde zijn woorden, een diep, raspend geluid uit de onderwereld, zo leek het.
‘I’m ugly, inside and out, there’s no denyin’, grauwde hij in 2020 in Skeleton Key. ‘Love me, why would you ever love me?’
En even verderop: ‘I spent my life tryin’ every way to die. Is it my fate to be the last one standing?’
Zou iemand hem, voor hij stierf, verteld hebben hoe ontzettend hij zal worden gemist? Hoe dankbaar heel veel mensen hem zijn?
We hopen het maar.
Lees ook
‘Ik wilde een laatste pijpbeurt als een tweearmige persoon’: de autobiografie van Mark Lanegan
0 件のコメント:
コメントを投稿