AchtergrondDwangstoornis
In zijn nieuwe show 13 vertelt komiek William Boeva openhartig over zijn dwangstoornis. Zijn getuigenis raakt bij veel kijkers een gevoelige snaar, want zo’n 3 procent van de bevolking krijgt ermee te maken. ‘Het beïnvloedt je hele denken en doen.’
Er is lef nodig om een voorstelling naar het ultieme ongeluksgetal te vernoemen, maar William Boeva stond de voorbije jaren wel voor grotere uitdagingen. In De afspraak vertelde hij woensdagavond dat hij aan een obsessief-compulsieve stoornis (OCD) of dwangstoornis lijdt. Het gaat daarbij om een aandoening waarbij mensen niet meer kunnen stoppen met bepaalde handelingen. Soms kunnen ze gedachten ook niet meer onderdrukken.
Iedereen loopt weleens een keer terug naar de voordeur om te zien of ze wel op slot is of vermijdt de groeven tussen stoeptegels, maar bij patiënten met een dwangstoornis neemt dat gedrag langzaam hun leven over. “Ik was er 12 tot 14 uur per dag mee bezig”, vertelde Boeva. Bij de wandeling van de zetel naar het bed hoorde zo’n uitgebreid ritueel dat het ongeveer vier uur duurde om er te geraken.
Met zijn voorstelling hoopt de komiek het taboe op OCD te doorbreken, al is de stoornis niet zo zeldzaam. “Drie procent van de bevolking kampt ermee”, zegt psychiater Chris Bervoets (KU Leuven), gespecialiseerd in dwangstoornissen. De issues ontstaan vaak al wanneer kinderen tussen 9 en 12 jaar oud zijn, bij jongvolwassenen tussen 18 en 25 is er een tweede piek. De precieze oorzaak ervan is niet bekend, maar veel patiënten dragen wel een trauma met zich mee. Het gaat dan meestal niet om slachtoffers van een eenmalige ramp zoals een zwaar verkeersongeluk, maar wel om mensen die langdurig onder spanning staan.
“Herhaaldelijk stereotiepe bewegingen doen, kan dan rust brengen. Maar soms worden die gedragingen veel complexer en worden er meer nieuwe elementen aan toegevoegd”, weet Bervoets. Wat begint met obsessief handen wassen, eindigt dan bij een langdurig doucheritueel.
Smetvrees
“Een dwangstoornis beïnvloedt je hele denken en doen, je geraakt ermee vergroeid”, vertelt Elke (45). Een van haar vroegste herinneringen is hoe kinderen haar uitlachten omdat ze de witte strepen op het zebrapad vies vond. De smetvrees escaleerde in de jaren die volgden. Als puber kreeg ze de diagnose van OCD en Tourette. Ze vreesde in die periode bijvoorbeeld dat ze ziek zou worden van de lucht en probeerde binnenshuis daarom de ‘vieze lucht’ richting de deur te duwen met haar handen. Ook geluiden en gedrag van anderen konden haar ziek maken, dacht ze. Als enige oplossing zag ze tijdrovende rituelen die haar almaar verder isoleerden.
Op haar veertiende lieten haar radeloze ouders haar opnemen, maar daar vond ze weinig hulp. “Er zaten daar jonge mensen die misdaden begaan hadden, wat op mijn emotionele smetvrees inwerkte. Ik had ook geen privacy en kon me niet afsluiten”, vertelt ze.
Elke voelt de gevolgen van haar dwangstoornis nog iedere dag. “Het blijft een marteling, een ware hel waar je door moet.” Vooral omdat het probleem haar ook van anderen isoleert. Ze heeft geen partner of kinderen, en sinds een hersenoperatie haar enkele jaren geleden ernstige oogproblemen opleverde, kan ze ook niet meer werken.
“Mijn dwangstoornis is heel streng en legt me hoge eisen op. Voor anderen is dat geen aangename energie om mee om te gaan.” Elke behoort daarmee tot de groep patiënten bij wie therapie en medicatie niet goed aanslaan, maar volgens Bervoets kan de wetenschap wel mooie resultaten voorleggen. Medicatie zoals antidepressiva heeft bij 65 tot 70 procent van de getroffenen positieve gevolgen, daarnaast spelen cognitieve gedragstherapie en exposure therapy een belangrijke rol. Bij die laatste methode is er sprake van een gecontroleerde confrontatie met hun dwangmatige handelingen. “Het is een chronische behandeling die enkele jaren in beslag neemt voor de meeste mensen symptoomvrij zijn”, zegt Bervoets.
Symptomen verstoppen
Een uitdaging is daarbij dat het gemiddeld twaalf jaar duurt voor mensen hulp krijgen of zoeken. Dat heeft deels met schaamtegevoelens en de complexe werking van de gezondheidszorg te maken, maar ook met het feit dat patiënten hun symptomen makkelijk kunnen verstoppen. Het gedrag is vaak locatiegebonden, waardoor iemand bijvoorbeeld perfect op kantoor kan meedraaien om thuis opnieuw in compulsieve rituelen te vervallen. Vaak zijn het mensen uit hun omgeving die uiteindelijk aan de alarmbel trekken, maar daarvoor moet het eerst de spuigaten uitlopen.
Net om die reden zet Jonathan D’Hondt zich met vzw Mel’s Rose in om het bewustzijn rond OCD te vergroten. Zijn vrouw Melanie kampte jaren met de aandoening. “De angsten waren altijd aanwezig, maar tijdens haar zwangerschap liep het uit de hand”, vertelt hij. Ze was zeer ongerust en wilde het kind geboren laten worden zodra het levensvatbaar was. Dat idee kon hij gelukkig uit haar hoofd praten, maar na de geboorte verdwenen de angsten absoluut niet. Tussen 2019 en 2020 werd ze daarom opgenomen. “Ze zat zeer diep en zei vaak dat ze niet meer op die manier wilde leven”, herinnert hij zich. In juni van 2020 maakte ze een eind aan haar leven.
D’Hondt vindt het belangrijk om het verhaal van zijn vrouw voort te vertellen. “Als je niet weet wat het is, zal je het ook niet herkennen en loopt een patiënt de kans op therapie mis.” Hij hoopt dat getuigenissen zoals die van hem of William Boeva een steen in de rivier kunnen verleggen. “De voorbije jaren is er wel meer aandacht voor psychische problemen. Dat is belangrijk, maar we zijn er nog niet.”
Wie met vragen zit over zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op www.zelfmoord1813.be.
0 件のコメント:
コメントを投稿